WAT IS AFASIE : |
1. Wat is afasie
2. Historische achtergrond
3. Wat is de oorzaak van afasie
4. Welke vormen van afasie
bestaan er?
5. bijkomende problemen
6. Therapie
1 Wat is Afasie
Afasie is een taalstoornis ten gevolge van een hersenletsel waarbij het spreken
en/of begrijpen gestoord is. Ook het schrijven en/of lezen kan gestoord zijn.
Een afaticus of afasiepatiënt is iemand die een vorm van afasie heeft.
De linkerhersenhelft zorgt bij de meeste mensen voor alles wat met taal te maken
heeft: spreken, schrijven, begrijpen. Dit geldt voor bijna alle rechtshandige
personen (98%) maar ook voor ongeveer 60% van de linkshandigen. Het woord afasie
komt van het Grieks en betekent "niet kunnen spreken". Wie afasie heeft,
begrijpt geheel of gedeeltelijk niet wat anderen vertellen; spreekt moeizaam of
spreekt te veel, maar met verkeerde woorden; leest of schrijft moeilijk. Wie
afasie heeft, vermijdt contact met mensen, leeft vaak teruggetrokken en wordt
eenzaam; verliest zelfstandigheid en lijdt onder de afhankelijkheid. Afasie is
een taalstoornis waardoor mensen niet meer kunnen spreken en schrijven zoals
voordien. Ook kunnen zij nog maar gedeeltelijk begrijpen wat er tegen hen gezegd
wordt of wat ze lezen. Men spreekt alleen van afasie als de patiënt voor het
ontstaan van de afasie over een normale taalvaardigheid beschikte.
Als we willen weten wat afasie voor iemand betekent, hoeven we alleen maar te
kijken naar het belang van de taal. Taal gebruiken we op veel manieren en in
vele situaties, bijvoorbeeld als we: spreken, luisteren, begrijpen, schrijven en
lezen. Mensen met afasie worden dus ernstig in hun communicatie belemmerd.
Doordat men niet meer kan zeggen wat men wil of niet volledig begrijpt wat
anderen zeggen, verliest men het contact met de medemens. Taal heeft ook te
maken met het kiezen van de woorden waarmee we onze gedachten, gevoelens en
verlangens kunnen verwoorden, en wel op zo'n manier dat een ander ons kan
begrijpen. De taal zoals wij die gebruiken bestaat uit een ingewikkeld systeem.
Met bepaalde klanken vormen we woorden en met deze woorden vormen we onze zinnen.
Hierdoor zijn we in staat de dingen om ons heen een naam te geven en bepaalde
stemmingen en situaties onder woorden te brengen. Tengevolge van afasie kan dit
taalsysteem teniet gedaan zijn. Het is ontregeld geraakt. In het ergste geval
lukt het spreken en het begrijpen van zinnen niet meer. Schrijven en lezen zijn
nauwelijks of helemaal niet meer mogelijk. Het spreekt vanzelf dat dit een zeer
ingrijpende verandering betekent in het leven van de afasie patiënt en zijn
familie. Afasie veroorzaakt echter geen stoornis in het denkvermogen. Toch
speelt taal een belangrijke rol bij het denken. De afasie verarmt soms wel de
mogelijkheden om gedachten te ontwikkelen. Toch heeft een afasie patiënt wel
degelijk weet van de dingen om hem heen. Hij kan beslist niet als geestelijk
onvolwaardig worden beschouwd. Wetenschappers weten nog maar heel weinig van de
manier waarop onze hersenen werken. Maar wat wel duidelijk is: de afasie patiënt
heeft niet zijn verstand verloren. En er is ook geen sprake van een
dementiesyndroom.
2. Historische achtergrond
Hoewel afasie al in de oudheid beschreven werd, stelt men in het algemeen het
begin van de bestudering van afasie op 1861. Toen legde de Franse arts Paul
Broca het verband tussen het niet spreken van één van zijn patiënten en een
grote frontale leasie (frontale leasie = een hersenbeschadiging). (De patiënt
waarbij dit werd vastgesteld werd Tan-Tan genoemd, het vreemde aan deze patiënt
was dat hij in 21 jaar geen ander woord had uitgesproken dan tan. Bij zijn dood
in 1861 zaagde een antropoloog zijn hoofd open en Tan-Tan’s hersenen waren
weggevreten. Paul Broca is dit toen gaan bestuderen.) In die tijd was er een
hevig strijd gaande tussen degenen die een lokalisatiestandpunt innamen wat
betreft het verband tussen hersenen en geestelijke activiteiten (specifieke
geestelijk functies zoals liefde, trots, gierigheid en spraak zouden door
specifieke gebieden van de hersenen bestuurd worden) en hun tegenstanders, die
in een werking van de hersenen in zijn geheel geloofden. Deze laatste groep
meende ook dat geestelijke vermogens afhankelijk waren van het totale
hersenvolume. In 1865 meldde Broca dat slechts de linkerhemisfeer bij
taalstoornissen betrokken was. In werkelijkheid was deze ontdekking al in 1836
gedaan door Dax, maar zijn geschrift was nooit gepubliceerd.
In 1874 volgde de doctoraalthesis van de jonge Duitse medische student Karl
Wernicke die hierin twee afzonderlijke vormen van afasie onderscheidde, een
motorische en een sensorische. Hij steunde zijn theorie met gegevens uit
klinisch onderzoek. Later stelde hij nog een derde vorm voor, die hij
conductie-afasie noemde. Deze ontwikkelingen betekenden de start van veel
onderzoek en vele publicaties over de lokalisatie van taalfuncties en het
gebruik van diagrammen om taalstoornissen bij afasie uit te leggen.
Nog altijd waren er geleerden die, in navolging van de Engelse neuroloog John
Hughlings Jackson, in een meer dynamische en holistische benadering van afasie
geloofden. Eén van hen was Sigmund Freud, die in 1891 in een geschrift scherpe
kritiek uitte op de diagram makers. De holistische benadering kreeg vanaf het
begin van de twintigste eeuw steeds meer aanhangers, waaronder Henry Head, de
Gestalt-psychologen Goldstein en Conrad, en meer recent Wepman en de Amerikaanse
logopediste Schuell.
Ondanks deze scherpe verdeling in geloof in een anatomisch gebaseerde
lokalisatie enerzijds en psychologisch gebaseerd holisme anderzijds, blijken
vele onderzoekers na 1940 gebruik te maken van materiaal van beide zijden. Zo
spreken de Russische psycholoog Luria en zijn navolgers zich uit tegen een
lokalisatiestandpunt, maar beschrijven daarnaast verschillende afasiesyndromen
en de correlatie daarvan met anatomische lokalisatie in de hersenen. Goldsteins
werk over afasiepatiënten bevat uitmuntende beschrijvingen van de
neuropathologie. De belangstelling voor afasie bij neurologen en psychologen nam
een enorme vlucht in en na de Tweede Wereldoorlog, toen zoveel jonge mensen
getroffen werden door afasie ten gevolge van hersenletsel. Dit leidde eveneens
tot de introductie van afasietherapie door logopedisten. Onderzoek op het gebied
van afasie, in de laatste twintig jaar ook bij linguïsten, is nog steeds
groeiende. Anatomische, neuropsychologische en linguïstische studies op het
gebied van afasie worden steeds meer met elkaar in verband gebracht. De
ervaringen van logopedisten met de behandeling van afasiepatiënten krijgt een
steeds belangrijker stem in het geheel. De afasiologie, de bestudering van
afasie, is dus een bij uitstek interdisciplinaire studie.
3. Wat is de oorzaak van Afasie
Afasie is altijd het
gevolg van een hersenletsel in het taalgebied.
De oorzaken zijn meestal een storing in de bloedvoorziening (men spreekt van een
attaque of een beroerte), een ziekte (bv. een hersengezwel) of een ongeval.
Afasie gaat dikwijls gepaard met een verlamming, meestal van de rechter
lichaamshelft.
Afatische symptomen ontstaan alleen
op basis van een beschadiging van de hersenen en de leasies zijn bij
rechtshandige mensen meestal gelokaliseerd in de linker hemisfeer. Veel tijd en
aandacht hebben neurologen besteed aan de studie van de relatie tussen de plaats
van de leasie en de vorm (of het type) van de afasie. De meest voorkomende
oorzaak van afasie is een C.V.A., cerebrovasculair-accident. De oorzaak van een
C.V.A. is een onderbreking van de bloedvoorziening naar een gedeelte van de
hersenen. Er zijn nog andere oorzaken voor het krijgen van afasie, bijvoorbeeld
een hersentumor of een trauma, ontstekingen, vergiftigingen, operaties en
bepaalde vormen van
epilepsie. De bekendste vorm van
afasie is waarschijnlijk degene die veroorzaakt wordt door een ongeval, hierbij
treedt er ook een beschadiging op in een hersengedeelte. Er wordt geschat dat
ongeveer 1 op de 5000 mensen afasie heeft. Het komt vooral voor bij mensen op
oudere leeftijd, maar ook jongeren kunnen afasie krijgen. Risicofactoren voor
het krijgen van afasie zijn hetzelfde als die voor het krijgen van een beroerte:
hoge bloeddruk, een ongezonde leefwijze, roken en overgewicht spelen een rol,
naast erfelijke factoren en aanleg. Er zijn ongeveer evenveel mannen als vrouwen
die afasie krijgen. Afasie kan dus iedereen overkomen. Leeftijd, sekse,
opleiding of sociale status spelen daarbij geen enkele rol.
4. Welke vormen van afasie
bestaan er?
De stoornissen, die bij afasie voorkomen worden verdeeld in vier typen afasie:
globale, Broca, Wernicke en anomische afasie.
Globale Afasie:
De patiënt kan niet spreken en begrijpt de taal van de andere slecht.
Lezen en schrijven kan deze patiënt ook niet. Globale afasie is een zeer
ernstige vorm van afasie, vandaar ook de term globaal.
Broca Afasie (exrpessieve afasie):
Bij deze vorm van afasie
heeft de patiënt moeite met het vinden van woorden en gaat hij spreken in
onvolledige zinnen. Het lezen en schrijven kan gestoord zijn, maar het
begrijpen van taal gaat goed. Broca afasie is een vorm van afasie die Paul
Broca in 1861 als eerste beschreef en in het brein aanwees. De vorm van deze
afasie is dus genoemd naar zijn ‘ontdekker’.
Wernicke Afasie (respectieve of
sensorische afasie):
De patiënt spreekt
vloeiend maar gebruikt wel de verkeerde woorden. Het lezen en schrijven is
vaak gestoord en het begrijpen van taal lukt niet. Wernicke afasie wordt ook
de afasie van Wernicke genoemd en komt van Karl Wernincke.
Anomische Afasie
Bij deze vorm heeft de
patiënt woordvindingsproblemen. Het uiten en begrijpen van bepaalde woorden is
nog moeilijk. Dit is een lichtere vorm van afasie, vandaar ook de naam
anomische afasie.
Motorische afasie:
Er is een gebrekkige spraakfunctie,
gecombineerd met een intact taalbegrip.
Conductie-afasie:
Deze mensen kunnen taal produceren en begrijpen,
maar ze kunnen niet herhalen wat ze kort daarvoor hebben gehoord.
Amnestische afasie:
Deze vorm is gekenmerkt door woordvindingsproblemen.
De patiënt heeft moeite met het praten en schrijven en met het luisteren en
lezen.
Dit brengt ook met zich mee dat de patiënt moeizaam de weg kan vinden,
problemen heeft met tijdsbepalingen en met eten en drinken.
Auditieve afasie:
Een hersenbeschadiging in de hersenbalk of in de zenuwen,
die prikkels uit de oren verwerken.
Hierdoor is taalbegin via het gehoor onmogelijk geworden,
terwijl er geen sprake is van doofheid.
Visuele afasie (of alexie):
Deze mensen kunnen een geschreven tekst niet herkennen,
een gesproken tekst kunnen ze wel begrijpen.
5. Bijkomende problemen
Het komt maar zelden
voor dat iemand alleen afasie heeft. Vaak zijn ook andere gebieden getroffen. In
de gebieden die dicht bij de taalgebieden liggen, kunnen ook hersencellen
verloren zijn gegaan. Het hangt van de functies van zo'n gebied af, welke andere
problemen er naast afasie ontstaan. Over bijkomende problemen heerst vaak nog
veel onwetendheid en ook onbegrip bij de familie, maar ook bij hulpverleners.
Problemen door een verlamming
De controle over de spieren
aan één zijde van het lichaam kan aangetast zijn. Hierdoor werken de spieren
niet meer samen. Er ontstaat een halfzijdige verlamming. De medische term
hiervoor is een hemiplegie (hemi=helft, verlamming). Bij een letsel in de
linker hersenhelft, kan een verlamming optreden in de rechter lichaamshelft en
andersom. Bij mensen met afasie gaat het meestal om de rechterkant van het
lichaam. Door het hersenletsel kan soms ook de blaas moeilijker functioneren.
Problemen bij het handelen
Er kunnen dus ook problemen
met het handelen optreden. Het kan zijn dat iemand een handeling, die hij wel
nog automatisch kan uitvoeren, niet meer bewust kan doen. Dit probleem noemt
men apraxie (a=niet, praxie=handelen), dus het niet meer weten hoe te handelen.
Iemand met een apraxie weet bijvoorbeeld niet hoe hij moet blazen als hem dat
gevraagd wordt, terwijl hij wel automatisch een brandende lucifer uitblaast
als hij die zelf vasthoudt. Een apraxie kan ook problemen geven bij het
plannen van de juiste volgorde van bepaalde handelingen. In onze hersenen
liggen vaste schema's opgeslagen over allerlei complexe handelingen zoals eten,
scheren, aan- en uitkleden, autorijden enzovoort. Iemand kan proberen eerst
zijn schoenen aan te trekken en daarna pas zijn sokken. Soms helpt het om
structuur in de handelingen aan te brengen, bijvoorbeeld door de kleding in de
juiste volgorde van aantrekken klaar te leggen.
Problemen met zien
De helft van het
gezichtshelft kan uitvallen. Aan één kant van elk oog kan men niet waarnemen.
Dit heet in medische termen een hemianopsie (hemi=helft, a=niet, opsie=zien),
dus halfzijdig niet meer kunnen zien. Iemand met een hemianopsie ziet
bijvoorbeeld maar de helft van de tafel waaraan hij zit. Meestal ziet men de
kant van de goede lichaamshelft, maar de kant van de verlamde helft niet.
Problemen met herkennen
De ogen, de oren, de reuk en
het gevoel van iemand kunnen prima in orde zijn, maar toch kan het gebeuren,
dat hij een voorwerp niet herkent als hij het ziet, hoort, ruikt of voelt. Dit
probleem noemt men agnosie (a=niet, gnosie=kennen), dus niet meer herkennen.
Een voorbeeld van een agnosie is letter-agnosie, iemand herkent dan de letters
niet meer. "Het lijkt wel Chinees".
Problemen met eten, drinken en slikken
Verlammingen, ongevoeligheid
of juist overgevoeligheid van de kauw-en slikspieren bemoeilijken het eten.
Dit noemt men dysfagie (dys=niet goed, fagie=slikken). Hierdoor kan iemand
last hebben van verslikken. Door verlamming en gevoelsverlies van een gedeelte
van de wang kan er ongemerkt speeksel uit de mondhoek lopen.
Problemen met het uitspreken van woorden
De spieren, die nodig zijn
om duidelijk te praten kunnen verlamd zijn. De klanken worden hierdoor
vervormd. Men noemt dit verschijnsel dysartrie (dys=niet goed, artrie=uitspreken).
We spreken van dysartrie als er een probleem is met het uitspreken van klanken,
woorden en zinnen. Vaak wordt dit probleem verward met afasie. Afasie geeft
problemen met wat men zegt, schrijft, hoort of leest, dysartrie alleen met de
uitspraak van woorden.
6.
Therapie
Bij bijna alle mensen met afasie
herstelt de taalvaardigheid weer enigszins na het letsel, maar het wordt nooit
helemaal beter. Toch is er met veel oefenen en volhouden verbetering. Degene die
kan helpen met het oefenen van de taal is de logopedist. Een logopedist geeft
onder andere taaltherapie. De behandeling wordt stap voor stap opgebouwd. Er
wordt geprobeerd telkens weer een stukje taal terug te krijgen. Daarnaast
besteedt de logopedist aandacht aan lezen en schrijven. Taaltests en
communicatieve meetmethode geven informatie over de ernst en/ of aard van de
afasie. Naast een kwantitatieve analyse (hoe ernstig) wordt er vaak een
kwalitatieve analyse van de testresultaten gegeven, dat wil zeggen het soort
fouten wordt beschreven. Bij het doen van een onderzoek is het niet gebruikelijk
de patiënt te helpen bij de opgaven. In de praktijk gebeurt dat meestal wel, om
al een indruk te hebben bij wat voor soort hulp de patiënt geholpen moet worden.
Die hulp wordt bij tests pas gegeven als de patiënt er zelfstandig niet uitkomt
en de gegeven tijd om is. In dat geval moet de reactie fout gescoord worden.
Als de patiënt een opdracht niet begrijpt, herhaalt de logopedist deze of wordt
er een andere aanbiedingsvorm gekozen. Ook wordt de patiënt op gang geholpen als
hij niet weet hoe hij een taak moet aanpakken. In zo'n ontspannen
therapiesituatie zonder tijdsdruk zal de logopedist er gemakkelijk achter kunnen
komen met welke hulpmiddelen de patiënt een goede reactie kan geven en wat hij
werkelijk niet kan. Gewoonlijk gebeurt het onderzoek door een specialist of
huisarts. De patiënt wordt opgeroepen voor een eerste onderzoek door neuroloog
en logopedist, die samen beoordelen of iemand inderdaad afasie heeft en of de
patiënt gemotiveerd is voor behandeling.
6.1 De rol van de logopedist bij afasie
Wanneer afasie heeft toegeslagen, bijna altijd onverwacht, wordt de logopedist
benaderd door de omgeving met bepaalde verwachtingen. De familie verwacht dat de
logopedist iets aan het spreken zal doen. Men wil graag weten wanneer de
stoornis verdwenen zal zijn. De onbekendheid van afasie is over het algemeen nog
groot: men beseft niet dat de stoornis meer dan ‘spreken’ inhoudt en men
verwacht zo snel mogelijk een volledig herstel. De behandelende arts zal
verwachten dat de logopedist een onderzoek doet, uitleg geeft aan de familie en
aan de verpleging aanwijzingen geeft hoe men met deze patiënt om moet gaan wat
taal betreft. De verwachtingen van het resultaat van logopedische behandeling,
dat wil zeggen taalbehandeling, zijn bij artsen over het algemeen niet erg hoog.
De verpleging wil graag horen van de logopedist hoe ze de patiënt kunnen
begrijpen en hoe ze iets duidelijk moeten maken. Aan de meeste ziekenhuizen en
verpleeghuizen is tegenwoordig een logopedist verbonden en wordt aan afasie
aandacht geschonken tijdens de studie van de verpleging. De logopedische taken
zijn over het algemeen:
het onderzoeken van de taalstoornis en de communicatiemogelijkheden;
het geven van voorlichting aan de patiënt en de naaste omgeving.
het begeleiden van de patiënt en de omgeving;
het geven van gerichte therapie.
6.2 Doelstellingen bij afasie-onderzoek
diagnose en beschrijving;
behandeling;
lokalisatie;
differentiaaldiagnose;
linguïstische theorieën;
therapietoepassing;
facilitatie: het kennen van de faciliterende omstandigheden en hulpmiddelen;andere communicatiemogelijkheden;
taal als communicatiemiddel;
functionele communicatie;
voorlichting en begeleiding.
6.3 Vereniging van afasie
Wanneer jullie het symbool van de vereniging
goed bekijken dan herkennen jullie daarin 2 letters die in elkaar verstrengeld
zijn, namelijk een 'V' en een 'A'. Deze letters verwijzen naar 'Vereniging
Afasie'. Het zijn echter niet zomaar twee losse letters. Nee, ze zitten in
elkaar vast. Ze vormen een eenheid.
Bovendien merken we ook twee pijlen op: de 'V'
met een pijltje naar boven en de 'A' met een pijltje naar onder.
De ontwerper heeft met dit symbool
willen uitbeelden hoe de afasie de mens naar beneden dreigt te halen, hoe men
vast kan geraken in een neerwaartse spiraal waar men soms moeilijk op eigen
kracht uitkomt. De Vereniging Afasie wil deze beweging 'naar beneden' doen
omslaan in een 'opwaartse' beweging. Binnen de vereniging weten de patiënten
zich verbonden met elkaar door een gelijke problematiek. Ze vinden steun,
openheid en gezelligheid bij elkaar. Ze ervaren dat ze niet alleen staan en
ontdekken in onderling contact nieuwe mogelijkheden, ondanks hun beperkingen.
De Vereniging Afasie wil zeker geen
gesloten groep zijn en samen zoeken naar wegen om de integratie van de afatici
in de maatschappij beter te verwezenlijken.
Vereniging van afasie is te bereiken via hun website (www.afasie.be). Het
secretariaat is gelegen in Wilrijk. Deze vereniging heeft ook een boekje
uitgebracht ‘Afasie wat nu?’.
Vereniging afasie vzw
Contactpersoon: mevr. Van Den Bulck Michèle
Contactadres: Edegemsesteenweg 240
2610 WILRIJK
Tel: 03 449 48 47
e-mail: michelevdb@yucom.be
website: www.afasie.be
Er is ook een afdeling van deze vereniging
in Limburg
Guido Sleypen
Abdijstraat 6
3550 HEUSDEN-ZOLDER
Tel: 011 53 72 69